#Hoe komt de premie van het Participatiefonds tot stand?
Elk jaar betalen schoolbesturen uit het primair onderwijs premie aan het Participatiefonds. Het premiepercentage wordt zorgvuldig vastgesteld en in het najaar bekendgemaakt, na goedkeuring door het Bestuur, de Auditcommissie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Maar hoe komt zo’n premie eigenlijk tot stand?
Deel deze pagina:
Stabiliteit voorop
Bij het bepalen van het premiepercentage voor het Participatiefonds kijken we vijf jaar vooruit. Zo zorgen we ervoor dat de premie zo stabiel mogelijk blijft. De premie is een percentage van de totale loonkosten in het primair onderwijs. Om dit percentage te berekenen, maken we een inschatting van de verwachte kosten van het fonds én de totale loonsom (grondslag) van alle medewerkers in het primair onderwijs.
Bekijk hier de infographic over hoe het premiepercentage tot stand komt.
Wat bepaalt de kosten?
De kosten van het Participatiefonds bestaan uit:
- Uitkeringskosten (zoals werkloosheidsuitkeringen en bovenwettelijke uitkeringen)
- Kosten voor dienstverlening en bestuursbureau
Bij deze toelichting richten we ons op de uitkeringskosten. De uitkeringskosten worden vooral bepaald door het aantal mensen dat per jaar in een uitkering zit. Dit kan een Werkloosheidsuitkering (WW) zijn of een Bovenwettelijke uitkering (BW), zoals een Reparatie-uitkering (RU), Aansluitende uitkering (ASU) of een overige uitkering. Dit zijn bijvoorbeeld de Garantie-uitkering, Loonsuppletie of Aanvullende uitkering (AVU).
De uitkeringskosten worden beïnvloed door:
- Instroom in de WW: hoeveel mensen komen in de WW?
- Doorstroom naar bovenwettelijke uitkeringen: hoeveel mensen gaan van WW naar bijvoorbeeld een Reparatie-uitkering (RU) of Aansluitende uitkering (ASU)?
- Uitstroom: hoeveel mensen verlaten de uitkering, bijvoorbeeld door het vinden van werk of pensionering?
- Gemiddelde duur van een uitkering
- De hoogte van een uitkering; deze is gebaseerd op het loon.
We gebruiken historische gegevens en wiskundige modellen om de uitkeringskosten van zowel WW als BW zo nauwkeurig mogelijk te voorspellen.
Invloed van loonstijgingen
Loonstijgingen in het primair onderwijs hebben een directe invloed op de hoogte van uitkeringen. Daarom nemen we ook verwachte loonontwikkelingen mee in de berekeningen. De timing en omvang van deze stijgingen maken een groot verschil. Een loonstijging van 1% die ingaat per oktober heeft bijvoorbeeld een heel andere impact op de uitkeringskosten én de totale loonsom dan een loonstijging van 6% die (met terugwerkende kracht) ingaat per februari.
Eigen bijdrage van schoolbesturen
Schoolbesturen betalen standaard een eigen bijdrage van 50% van de uitkeringskosten. Onder bepaalde voorwaarden kan de eigen bijdrage worden verlaagd naar 10%. Het overige deel betaalt het Participatiefonds uit het collectieve fonds. Voor een goede kosteninschatting houden we rekening met deze verdeling.
Wat is de grondslag?
De grondslag is de totale loonsom van alle medewerkers in het primair onderwijs (bruto jaarsalaris + 8% vakantiegeld). We baseren dit op actuele gegevens en schattingen, en corrigeren dit met verwachte loonstijgingen
De berekening van de premie
De premie voor het Participatiefonds moet kostendekkend zijn. We willen geen winst of verlies maken. De premie is dus de verwachte kosten gedeeld door de verwachte grondslag (totale loonsom). Door deze berekening jaarlijks te herhalen en bij te stellen, zorgen we voor een eerlijke en stabiele premie voor alle betrokkenen.
Voor alle schoolorganisaties: HR-dienstverlening ter voorkoming van ziekte en werkloosheid
Als schoolorganisatie kun je – zonder extra kosten – gebruikmaken van de HR-dienstverlening van VfPf. Deze dienstverlening is gericht op het voorkomen van uitval door ziekte en werkloosheid. Dit geldt ook als je volledig eigenrisicodrager bent voor vervangingskosten.
De reglementen
Meer informatie over de premies vind je in hoofdstuk 2 van het Reglement Participatiefonds.